speek

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  speek    (hulp, bestand)
  • IPA: /spek/ (1 lettergreep)
Woordafbreking
  • speek
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord speek speken
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

[A]despeekv/m [4]

  1. dun, staafvormig stuk metaal dat de verbinding vormt tussen velg en as van een wiel
  2. staaf metaal in het algemeen, zoals die bijvoorbeeld als hefboom kan worden gebruikt
Synoniemen

Bijvoeglijk naamwoord

[B] speek

  1. onbeschoft
enkelvoud meervoud
naamwoord speek speken
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

[B]despeekm

  1. (spreektaal) vocht dat in de mond wordt uitgescheiden en soms in kleine hoeveelheden wordt uitgespuugd
Synoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord speek staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
21 %van de Nederlanders;
41 %van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen

Veluws

Zelfstandig naamwoord

speek

  1. spaak
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.