speelhuis

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  speelhuis    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈspelhœys/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • speel·huis
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord speelhuis speelhuizen
verkleinwoord speelhuisje speelhuisjes

Zelfstandig naamwoord

hetspeelhuiso

  1. (spel) gelegenheid waar men aan kansspelen kan deelnemen
     Alle vier wettige kinderen zijn afkomstig uit het eerste huwelijk van Otto met een nonna, een dame met gemengd bloed die tijdens de gebeurtenissen van de roman in Batavia woont en daar een speelhuis uitbaat.[2]
  2. (bouwkunde) nagebootste woning waarin kinderen kunnen spelen
     In het houten speelhuis op het schoolplein kwamen Yannick en ik samen.[3]
     Hij prees Gottfrids timmermanswerk aan de twee nieuwe personeelswoningen achter aan het perceel bij de chauffeurswoning en aan het speelhuisje.[4]
  3. (toneel) (historisch) bij de rederijkers een constructie op het toneel die aan vier kanten kon worden afgeschermd, meestal met gordijnen, en die de mogelijkheid gaf de handeling op meer plaatsen (eventueel gelijktijdig) te laten plaatsvinden
     Het toneel bestaat in Nederland in de 16de eeuw uit een platform en een speelhuis. Het speelhuis is een aan alle vier zijden (meestal met gordijnen) afgesloten ruimte, kleiner dan het platform en er zo op geplaatst dat ervóór, en vaak ook ernaast, ruimte overblijft.[5]
Synoniemen
Afgeleide begrippen
  • [1] speelhuishouder

Gangbaarheid

  • Het woord speelhuis staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[6]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Weblink bron
    Judit Gera
    De stille kracht van Couperus als roman van hybridisatie in: Acta Neerlandica, jrg. 9 (2012), Debreceni Egyetem, Debrecen, p. 92
  3. Weblink bron
    Alma Mathijsen
    “Waarom heeft liefde zoveel meer status dan vriendschap?” (30 maart 2018) op nrc.nl
  4. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Tussen rood en zwart” (2014), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044625691
  5. Weblink bron
    W.M.H. Hummelen
    Het tableau vivant, de ‘toog’, in de toneelspelen van de rederijkers in: Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde., jrg. 108 (1992), E.J. Brill, Leiden, p. 195
  6. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.