spouw

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  spouw    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • spouw
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord spouw spouwen
verkleinwoord spouwtje spouwtjes

Zelfstandig naamwoord

despouwv/m [3]

  1. (bouwkunde) luchtruimte tussen twee muren van een dubbele z.g. spouwmuur
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
spouwen

spouw

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van spouwen
    • Ik spouw. 
  2. gebiedende wijs van spouwen
    • Spouw! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van spouwen
    • Spouw je? 

Gangbaarheid

  • Het woord spouw staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
88 %van de Nederlanders;
89 %van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.