stakingsdag
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: stakingsdag (hulp, bestand)
Woordafbreking
- sta·kings·dag
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van staking zn en dag zn met het invoegsel -s- [1]
| enkelvoud | meervoud | |
|---|---|---|
| naamwoord | stakingsdag | stakingsdagen |
| verkleinwoord | stakingsdagje | stakingsdagjes |
Zelfstandig naamwoord
de stakingsdag m
- (economie) dat dat men het werk neerlegt om bepaalde eisen ingewilligd te krijgen
- ▸ Landelijke stakingsdag in ziekenhuizen op 20 november[2]
- ▸ Tijdens de tweede stakingsdag tegen de voorgenomen pensioenhervormingen in Frankrijk hebben de vakbonden alweer tot een nieuwe actiedag opgeroepen. Volgende week dinsdag, op 10 december, moeten werknemers van de bonden opnieuw het werk neerleggen en de straat op gaan om te demonstreren tegen de regering en president Macron. Gisteren gaven naar schatting 800.000 Fransen in 250 steden gehoor aan de oproep om het werk neer te leggen en te demonstreren.[3]
Gangbaarheid
- Het woord stakingsdag staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron NOS Nieuws“Landelijke stakingsdag in ziekenhuizen op 20 november” (Donderdag 17 oktober 2019, 05:00), NOS
- ↑ Weblink bron NOS Nieuws“Franse bonden kondigen nieuwe actiedag aan, spoor nog deels plat” (Vrijdag 6 december 2019, 14:33), NOS
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.