stork

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  stork    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈstɔrək/ (1 of 2 lettergrepen); /stɔrk/
Woordafbreking
  • stork
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord stork storken
verkleinwoord storkje storkjes

Zelfstandig naamwoord

destorkm

  1. (ooievaarachtigen) bepaald soort grote witte vogel met zwarte vleugelranden en rode poten en dito snavel, Ciconia ciconia 
    • Aan het einde van de zomer vliegen de storken naar Afrika om er te overwinteren. 
Opmerkingen
  • Stork is een gewestelijke naam voor het standaardtalige ooievaar.
Synoniemen
Verwante begrippen

Meer informatie

Gangbaarheid

  • Het woord stork staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Achterhoeks

Zelfstandig naamwoord

stork

  1. (ooievaarachtigen) stork, ooievaar, Ciconia ciconia 

Drents

enkelvoud meervoud
naamwoord stork storken
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

stork

  1. (ooievaarachtigen) stork, ooievaar, Ciconia ciconia 
Schrijfwijzen
Synoniemen

Deens

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: /ˈsdɒːg/
Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig van het Oudnoors zelfstandige naamwoord storkr

Zelfstandig naamwoord

stork, g

  1. (ooievaarachtigen) stork, ooievaar, Ciconia ciconia 

Verwijzingen

    Engels

    Uitspraak
    • Geluid:  stork    (hulp, bestand)
    • IPA: /stɔɹk/ (US), /stɔːk/ (UK)
    Woordafbreking
    • stork
    Woordherkomst en -opbouw
    • Via het Middelengelse stork en het Oudengelse storc ontwikkeld uit het Oergermaanse *sturkaz, van de Proto-Indo-Europese wortel *str̥gos, waarschijnlijk een uitgebreide vorm van de wortel *ster- (stijf). De vogel zou dan genoemd zijn naar zijn stijve bewegingen. Nabije cognaten zijn het Duitse Storch en het IJslandse storkur
    enkelvoud meervoud
    stork storks

    Zelfstandig naamwoord

    stork

    1. (ooievaarachtigen) stork, ooievaar, Ciconia ciconia 
    Gelijkklinkende woorden
    • stalk (enkel een homoniem in niet-rotische accenten)

    Nedersaksisch

    enkelvoud meervoud
    naamwoord stork storken
    verkleinwoord

    Zelfstandig naamwoord

    stork

    1. (ooievaarachtigen) stork, ooievaar, Ciconia ciconia 
    Schrijfwijzen
    Synoniemen
    • Aadboor
    • Aadebar
    • aaiber
    • aaiberd
    • Äbäär
    • Addebaar
    • Adebeer
    • Adeboor
    • Aebär
    • aiber
    • aiberd
    • Ajewaar
    • Ebeer
    • Eebeer
    • eiber
    • eibert
    • eilaever
    • eilever
    • eileuver
    • euver
    • Haadbaa
    • heileuver
    • kikkervretter
    • klapstork
    • ooievaar
    • ooievaer
    • ooievaor
    • ooievoar
    • Ooijevaar
    • uiber
    • uibert
    • uipert
    • uiver
    • uver
    • wildgoas

    Meer informatie

    Meer informatie

    Noors

    Uitspraak
    • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
    • IPA: /stɔɾk/
    Woordherkomst en -opbouw
    • Afkomstig van het Oudnoors zelfstandige naamwoord storkr
    Naar frequentie 25344
      enkelvoud meervoud
    onbepaald bepaald onbepaald bepaald
    nominatief   stork     storken     storker     storkene  
    genitief   storks     storkens     storkers     storkenes  

    Zelfstandig naamwoord

    stork m / v

    1. (ooievaarachtigen) stork, ooievaar, Ciconia ciconia 

    Meer informatie

    Nynorsk

    Uitspraak
    • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
    • IPA: /stɔɾk/
    Woordherkomst en -opbouw
    • Afkomstig van het Oudnoors zelfstandige naamwoord storkr
      enkelvoud meervoud
    onbepaald bepaald onbepaald bepaald
    nominatief   stork     storken     storkar     storkane  

    Zelfstandig naamwoord

    stork m

    1. (ooievaarachtigen) stork, ooievaar, Ciconia ciconia 

    Meer informatie

    Sallands

    enkelvoud meervoud
    naamwoord stork storken
    verkleinwoord

    Zelfstandig naamwoord

    stork

    1. (ooievaarachtigen) stork, ooievaar, Ciconia ciconia 
    Synoniemen

    Twents

    Zelfstandig naamwoord

    stork

    1. (ooievaarachtigen) stork, ooievaar, Ciconia ciconia 
    Schrijfwijzen
    Synoniemen

    Meer informatie

    Zweeds

    storks enkelvoud meervoud
      onbepaald bepaald onbepaald bepaald
      nominatief     stork     storken     storkar     storkarna  
      genitief     storks     storkens     storkars     storkarnas  

    Zelfstandig naamwoord

    stork, g

    1. (ooievaarachtigen) stork, ooievaar, Ciconia ciconia 
    Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.