sul

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  sul    (hulp, bestand)
  • IPA: /sʏl/ (1 lettergreep)
Woordafbreking
  • sul
Woordherkomst en -opbouw
  • [A] herkomst onzeker, mogelijk van  sullen ww  in de betekenis "glijden" en dan verwant met  zeulen ww , in de betekenis van ‘sufferd’ aangetroffen vanaf 1644 [1] [2]
  • [B] van Middelnederlands sul [3]
enkelvoud meervoud
naamwoord sul sullen
verkleinwoord sulletje sulletjes

Zelfstandig naamwoord

[A]desulm

  1. (informeel) een wat dommig, traag persoon
    • Wat een sul is dat toch. 
  2. (informeel) iemand die goedgelovig en daardoor wat naïef is, of die alles maar goedvindt en tolereert
Afgeleide begrippen

Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als werkwoord

Werkwoord

vervoeging van
sullen

[A] sul

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van sullen
    • Ik sul. 
  2. gebiedende wijs van sullen
    • Sul! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van sullen
    • Sul je? 

[B]desulv/m

  1. (gereedschap) bepaald soort bijl met een gebogen, breder wordend blad dat haaks op de steel is vastgemaakt
Synoniemen
Hyperoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord sul staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
95 %van de Nederlanders;
95 %van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.