taalonderzoeker

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  taalonderzoeker    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • taal·on·der·zoe·ker
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord taalonderzoeker taalonderzoekers
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

detaalonderzoekerm

  1. (beroep) iemand die door het doen van waarneming probeert taal beter te begrijpen
     Rindfleischetikettierungsüberwachungsaufgabenübertragungsgesetz luidt het woord. Het is een aanduiding voor de wet op de delegatie van toezicht op rundvleesetikettering. Het woord gold jarenlang als het langste Duitse woord, aldus de Berlijnse taalonderzoeker Anataol Stefanowitsch.[2]
     Ook taalonderzoeker Vivien Waszink komt het woord steeds vaker tegen in Nederlandse hiphop. Zij doet onderzoek naar het vocabulaire van rappers.[3]
Synoniemen
Verwante begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord taalonderzoeker staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Weblink bron “Langste Duitse woord (63 letters) gaat verdwijnen” (03-06-2013), Reformatorisch Dagblad
  3. Weblink bron “Waarom 'kech' zo beladen is” (03-01-2018), NOS
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.