tabernakel

Uitspraak

• Geluid:  tabernakel    (hulp, bestand)
• IPA: / ˈtabərˌnakəl / (4 lettergrepen)

Woordafbreking

• ta·ber·na·kel

Woordherkomst en -opbouw

• Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘kastje op altaar met hosties, tent van de ark des verbonds’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1285 ^[1]

Zelfstandig naamwoord

tabernakel m en o

1. (bouwkunde) (religie) kast of kluis in een kerk waar de geconsacreerde hosties worden bewaard
2. (religie) tent van de ark des verbonds

Werkwoord

tabernakel

1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van tabernakelen
   

   • Ik tabernakel. 

2. gebiedende wijs van tabernakelen
   

   • Tabernakel! 

3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van tabernakelen
   

   • Tabernakel je? 

Gangbaarheid

• Het woord tabernakel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "tabernakel" herkend door:

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.

Verwijzingen