talga

Oudnoords

Woordafbreking

tal·ga

stamtijd
onbepaalde wijs	tegenwoordige tijd	verleden tijd	voltooid deelwoord
talga	talgar	talgaði	talgat
Klasse 1 zwak	volledig

Werkwoord

talga

snijden (hout of steen bewerken)
houwen

Verwante begrippen

[1]: fletta, hnafa, meita, rista, rísta, skera, skora, sneiða, sniða, sníða, telgja
[2]: hnafa, hǫggva, skella, stýfa, þveita

Zelfstandig naamwoord

talga v

snijden (het bewerken van hout of steen )

Verbuiging

	enkelvoud		meervoud
	onbepaald	bepaald	onbepaald	bepaald
nominatief	talga		talgur
genitief	talgu		talgna
datief	talgu		talgum
accusatief	talgu		talgur

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.