skora

Oudnoords

Woordafbreking
  • sko·ra
stamtijd
onbepaalde
wijs
tegenwoordige
tijd
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
skora
skorar
skoraði
skorat
Klasse 1 zwak volledig

Werkwoord

skora

  1. insnijden, kerven
  2. bestemmen
  3. eisen, vorderen
Verwante begrippen

Zelfstandig naamwoord

skora v

  1. kerf
  2. kloof
Verbuiging
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   skora         skorur        
genitief   skoru         skorna        
datief   skoru         skorum        
accusatief   skoru         skorur        
Verwante begrippen
  • [1]: skor, þveitr
  • [2]: gil, gjá, gjǫgr, gleyfr, gleyfr, klauf, klof, klofi, skarð
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.