tapioca
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: tapioca (hulp, bestand)
Woordafbreking
- ta·pi·o·ca
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Spaans of Portugees, in de betekenis van ‘meel uit cassaveknol’ voor het eerst aangetroffen in 1843 [1]
- [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | tapioca | - |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de tapioca m
- (voeding) zetmeel verkregen uit de wortelknol van Manihot esculenta (wikidata: tapioca )
Synoniemen
- tapiocazetmeel
Verwante begrippen
- brood van manioc
- cassave
- manioc
- maniok
- maniokmeel
- tapiocameel
- yuca
Afgeleide begrippen
- tapiocameel
- tapiocaproduct
Verwante begrippen
- cassavemeel
- maniokvlok
Vertalingen
1. zetmeel verkregen uit de wortelknol van Manihot esculenta
|
|
Gangbaarheid
- Het woord tapioca staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "tapioca" herkend door:
65 % | van de Nederlanders; |
74 % | van de Vlamingen.[3] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "tapioca" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ tapioca op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.