tjiftjaf

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  tjiftjaf    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈcɪfcɑf/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • tjif·tjaf
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘zangvogel’ voor het eerst aangetroffen in 1605 [1]
  • De naam is een onomatopee: een klanknabootsing van de zang van de vogel.
enkelvoud meervoud
naamwoord tjiftjaf tjiftjaffen
tjiftjafs
verkleinwoord tjiftjafje tjiftjafjes

Zelfstandig naamwoord

detjiftjafm [2]

  1. (zangvogels) Phylloscopus collybita , een kleine zangvogel uit de Zangers (Sylviidae )
    • Ik hoor een tjiftjaf in die boom daar. 
      Insessores (Roestvogels). Onder deze orde verdienen Ficedula rufa om den eigenaardigen naam van tjif-tjaf en de Motacilla alba (witte kwikstaart) aangestipt te worden.[3]
Hyperoniemen
Hyponiemen (in taxonomische zin)
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord tjiftjaf staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
73 %van de Nederlanders;
79 %van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.