toeval

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  toeval    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈtuvɑl/ (2 lettergrepen); /ˈtuːvɑl/
Woordafbreking
  • toe·val
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘onvoorzien geval’ voor het eerst aangetroffen in 1477 [1]
  • samenstelling van  toe  en  val  , (stam van het werkwoord vallen) [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord toeval toevallen
verkleinwoord (toevalletje) (toevalletjes)

Zelfstandig naamwoord

toeval

  1. o: een gebeurtenis of omstandigheid die vooraf niet te voorzien of niet te berekenen is geweest
     Wat een toeval! Aan twee verschillende kanten van de wereld waren we beiden iets nieuws aan het ontdekken.[3]
  2. m/o: (medisch) een aanval van epilepsie
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Verwijzingen

Werkwoord

vervoeging van
toevallen

toeval

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van toevallen
    • ... dat ik toeval. 

Gangbaarheid

  • Het woord toeval staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.