torenspits

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  torenspits    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • to·ren·spits
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord torenspits torenspitsen
verkleinwoord torenspitsje torenspitsjes

Zelfstandig naamwoord

detorenspitsv/m

  1. (bouwkunde) het bovenste, scherpe deel van een (kerk)toren
    • ‘Ook de torenspits werd hersteld, de leien werden vervangen en het fronton boven de hoofdingang werd vernieuwd.’[2] 
    • De meeste gebouwen zijn realistisch geschilderd, maar met vaak een verrassend perspectief. Zo geeft Morsink zijn eigen draai aan de werkelijkheid door de keuze voor frisse kleuren of bijvoorbeeld door het ontbreken van een torenspits.[3] 
Synoniemen
Hyponiemen
Vertalingen

Meer informatie

Gangbaarheid

  • Het woord torenspits staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. de Standaard 3 JUNI 2017
  3. Tubantia 08-JULI-2017
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.