traan

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  traan    (hulp, bestand)
  • IPA: /tran/ (1 lettergreep)
Woordafbreking
  • traan
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord traan tranen
verkleinwoord traantje traantjes

Zelfstandig naamwoord

detraanv/m

  1. (fysiologie) vocht dat uit klieren bij de ogen vloeit
     Toen ik de gigantische muur inktzwarte wolken op me af zag komen barstte ik in tranen uit.[4]

detraanm

  1. geen meervoud olie bereid uit het spek van zeezoogdieren als walvissen en robben
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
tranen

traan

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van tranen
    • Ik traan. 
  2. gebiedende wijs van tranen
    • Traan! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van tranen
    • Traan je? 

Gangbaarheid

  • Het woord traan staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Oudnederlands Woordenboek
  3. traan op website: Etymologiebank.nl
  4. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
  5. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.