trainingspak

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  trainingspak    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • trai·nings·pak
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord trainingspak trainingspakken
verkleinwoord trainingspakje trainingspakjes

Zelfstandig naamwoord

hettrainingspako

  1. een set sportkleding bestaande uit een broek (trainingsbroek) en een jasje (trainingsjas of -jack) of (capuchon)trui
    • Hoewel bedoeld om in te trainen, worden trainingspakken ook vaak gedragen als vrijetijdskleding. 
    • Luc begon zijn fitnesstraining om tien uur. Als warming-up zat hij in zijn trainingspak een sigaret te roken, waarna hij het roeiapparaat uit de kast sleepte, de televisie aanzette en begon te roeien terwijl hij strak naar het beeldscherm staarde. [2] 
     De jongeman in het trainingspak kwam overeind. Hij kon niet ouder dan achttien zijn.[3]

Gangbaarheid

  • Het woord trainingspak staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.