transporteur

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  transporteur    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • trans·por·teur
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘vervoerder’ voor het eerst aangetroffen in 1910 [1]
  • Naamwoord van handeling van transporteren met het achtervoegsel -eur [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord transporteur transporteurs
verkleinwoord transporteurtje transporteurtjes

Zelfstandig naamwoord

detransporteurm iets dat of iemand die transporteert: [3]

  1. (beroep) ondernemer van transporten, vervoerder
  2. toestel of machineonderdeel waarmee iets verplaatst wordt b.v. een bandtransporteur
  3. (gereedschap) gradenboog die dient om opgemeten hoeken over te brengen, een hoektransporteur
Hyponiemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord transporteur staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
96 %van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.