turn

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  turn    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • turn

Werkwoord

vervoeging van
turnen

turn

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van turnen
    • Ik turn. 
  2. gebiedende wijs van turnen
    • Turn! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van turnen
    • Turn je? 

Gangbaarheid

  • Het woord turn staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.


Engels

Uitspraak
  • Geluid:  turn (VS)    (hulp, bestand)
  • IPA: /tɝn/
enkelvoud meervoud
turn turns

Zelfstandig naamwoord

turn

  1. bocht


Oudnoords

Woordafbreking
  • turn

Zelfstandig naamwoord

turn v

  1. (bouwkunde) toren
Verbuiging
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   turn                    
genitief                        
datief                        
accusatief                        
Synoniemen
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.