uitje

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  uitje    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • [1] uit·je
  • [2] ui·tje
Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van uit.
  • Verkleinwoord van ui.
enkelvoud meervoud
naamwoord
verkleinwoord uitje uitjes

Zelfstandig naamwoord

hetuitjeo dim. tant.

  1. een gelegenheid waarbij mensen uitgaan en vertier zoeken
    • We hebben er een gezellig uitje van gemaakt. 
     Het zijn vaak korte, betaalbare uitjes.[1]
  2. (plantkunde) (voeding) Allium cepa  verkleinwoord enkelvoud van ui
    • Je kunt er ook wat uitjes in doen. 
Hyponiemen
Vertalingen

Zelfstandig naamwoord

hetuitjeo

  1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord ui

Gangbaarheid

  • Het woord uitje staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
  2. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.