uitreis

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  uitreis    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • uit·reis
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord uitreis uitreizen
verkleinwoord uitreisje uitreisjes

Zelfstandig naamwoord

deuitreisv/m

  1. reis waarbij men iets verlaat
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord uitreis staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
71 %van de Nederlanders;
71 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.