usance

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  usance    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • usan·ce
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘gewoonte’ voor het eerst aangetroffen in 1483 [1]
  • via Frans usance van Laatlatijn usare (met het achtervoegsel -are)[2]
enkelvoud meervoud
naamwoord usance usances
verkleinwoord usanceje
usancetje
usancejes
usancetjes

Zelfstandig naamwoord

deusancev/m [3]

  1. gebruik, gewoonte, habitus
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord usance staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
56 %van de Nederlanders;
31 %van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.