verdrag

Nederlands

Uitspraak

Geluid: verdrag (hulp, bestand)
IPA: /vərˈdrɑx/

Woordafbreking

ver·drag

Woordherkomst en -opbouw

In de betekenis van ‘overeenkomst’ voor het eerst aangetroffen in 1483 ^[1] ^[2]

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	verdrag	verdragen
verkleinwoord	verdragje	verdragjes

Zelfstandig naamwoord

het verdrag o

(juridisch) een wettelijk wederzijds bindende overeenkomst tussen twee of meer staten

Synoniemen

traktaat, conventie

Verwante begrippen

afspraak, akkoord, pact, schikking, verbintenis

Hyponiemen

EU-verdrag
belastingverdrag
biodiversiteitsverdrag
bupo-verdrag
eenwordingsverdrag
familieverdrag
fusieverdrag

garantieverdrag
handelsverdrag
hervormingsverdrag
kernstopverdrag
kernwapenverdrag
kinderrechtenverdrag
luchtvaartverdrag

niet-aanvalsverdrag
non-proliferatie-verdrag
non-proliferatieverdrag
privacyverdrag
ruilverdrag
samenwerkingsverdrag
schengenverdrag
uitleveringsverdrag

uitwisselingsverdrag
vestigingsverdrag
vlootverdrag
vluchtelingenverdrag
vredesverdrag
vrijhandelsverdrag
wapenhandelsverdrag
zeerechtverdrag

Afgeleide begrippen

verdragsbepaling, verdragsorganisatie, verdragspartner, verdragsstaat, verdragstaat

Vertalingen

1. een wettelijk wederzijds bindende overeenkomst tussen twee of meer staten

Gangbaarheid

Het woord verdrag staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "verdrag" herkend door:

99 %	van de Nederlanders;
100 %	van de Vlamingen.^[3]

Meer informatie

Zie Wikipedia voor meer informatie.

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.