vermogensrecht

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  vermogensrecht    (hulp, bestand)
  • IPA: /vərˈmoɣənsˌrɛxt/ (4 lettergrepen)
Woordafbreking
  • ver·mo·gens·recht
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord vermogensrecht [2] vermogensrechten
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

hetvermogensrechto

  1. geen meervoud (juridisch) stelsel van regels voor leden van een samenleving over onderlinge verhoudingen en transacties die in geld kunnen worden uitgedrukt (als juridisch vakgebied)
     Hij doceerde daar het vermogensrecht, waaronder het contractenrecht, aansprakelijkheidsrecht en gezondheidsrecht.[2]
  2. (juridisch), (financieel) afdwingbare aanspraak die op geld waardeerbaar is
     Volgens de Hoge Raad is het huurrecht echter een vermogensrecht dat mede voor de onderneming wordt gebruikt en daarom tot het ondernemingsvermogen kan worden gerekend.[3]
Hyperoniemen
  • burgerlijk recht
Hyponiemen
  • goederenrecht
  • verbintenissenrecht
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord vermogensrecht staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Weblink bron “Koninklijke onderscheiding voor scheidend rector Carel Stolker” (8 februari 2021) op nu.nl
  3. Weblink bron “Thuiswerkende zzp'er mag kosten huurwoning aftrekken” (17 augustus 2016) op nu.nl
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.