vistas

Niet te verwarren met: vista's

Nederlands

Uitspraak
    • Geluid:  vistas    (hulp, bestand)
    • IPA: /ˈvɪstɑs/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • vis·tas
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord vistas vistassen
verkleinwoord vistasje vistasjes

Zelfstandig naamwoord

devistasv/m

  1. buidel of koffertje met benodigdheden voor het hengelen
    • Gloria legt op elk bord twee boterhammen en stopt dan een half witbrood in haar vistas. [1]

Gangbaarheid

  • Het woord 'vistas' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
64 %van de Nederlanders;
55 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

Spaans

Werkwoord

vervoeging van
vestir

vistas

  1. aanvoegende wijs tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van vestir
  2. gebiedende wijs (ontkennend) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van vestir
vervoeging van
vestirse

vistas

  1. aanvoegende wijs tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van vestirse
  2. gebiedende wijs (ontkennend) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van vestirse
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.