waakhond
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: waakhond (hulp, bestand)
- IPA: / ˈwakhɔnt / (2 lettergrepen); /ˈʋakɦɔnt/
Woordafbreking
- waak·hond
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van waak ww en hond
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | waakhond | waakhonden |
verkleinwoord | waakhondje | waakhondjes |
Zelfstandig naamwoord
de waakhond m
- een hond die het huis of een erf bewaakt
- Die waakhond schrikt de inbrekers altijd af.
- (figuurlijk) een instelling of persoon die iets bewaakt
Verwante begrippen
- [1] gezinshond
- [2] toezichthouder
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
- waakhondfunctie, waakhondorganisatie
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord waakhond staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "waakhond" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[1] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Nedersaksisch
Zelfstandig naamwoord
waakhond
Veluws
Zelfstandig naamwoord
waakhond
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.