waakhond

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  waakhond    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈwakhɔnt/ (2 lettergrepen); /ˈʋakɦɔnt/
Woordafbreking
  • waak·hond
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord waakhond waakhonden
verkleinwoord waakhondje waakhondjes

Zelfstandig naamwoord

dewaakhondm

  1. een hond die het huis of een erf bewaakt
    • Die waakhond schrikt de inbrekers altijd af. 
  2. (figuurlijk) een instelling of persoon die iets bewaakt
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
  • waakhondfunctie, waakhondorganisatie
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord waakhond staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be

Nedersaksisch

Zelfstandig naamwoord

waakhond

  1. waakhond

Veluws

Zelfstandig naamwoord

waakhond

  1. waakhond
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.