waterpolo

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  waterpolo    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • wa·ter·po·lo
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord waterpolo -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

hetwaterpoloo

  1. (sport) een balsport waarbij twee ploegen van zeven spelers elkaar in het water bestrijden
    • Hij heeft enige tijd waterpolo gespeeld. 
Verwante begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
waterpoloën

waterpolo

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van waterpoloën
    • Ik waterpolo. 
  2. gebiedende wijs van waterpoloën
    • Waterpolo! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van waterpoloën
    • Waterpolo je? 

Gangbaarheid

  • Het woord waterpolo staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be

Spaans

enkelvoud meervoud
waterpolo -

Zelfstandig naamwoord

waterpolo m

  1. (sport) waterpolo
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.