welp

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  welp    (hulp, bestand)
  • IPA: /wɛlp/
Woordafbreking
  • welp
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘jong van hond, wolf, leeuw e.d.’ voor het eerst aangetroffen in 901.[1]
  • erfwoord
    • Oergermaans *xwelpaz

Verwanten in andere Germaanse talen

  • Nederduits Welp, Duits (verouderd) Welf, Engels whelp, Fries welp
  • Deens hvalp, Zweeds valp, Noors kvelp, kvalp, IJslands hvolpur

Verwanten in overige Indo-Europese talen

  • Latijn: vulva (naast bolva, volba) ‘moederschoot, onderlijf’,
  • Oudgrieks: δελφῡ́ς (delphū́s) ‘baarmoeder’,
  • Hettitisch: huēlpi ‘overrijp, vers; jong, nieuwgeborende’,
  • Sanskriet उल्ब (úlba, úlva) ‘baarmoeder, schede’.
enkelvoud meervoud
naamwoord welp welpen
verkleinwoord welpje welpjes

Zelfstandig naamwoord

welp

  1. m/o (dierkunde) jong van bepaalde zoogdieren, met name grote kat- en hondachtigen
    • De echte terugkeer van de wolf is een feit wanneer er in Nederland weer welpen worden geboren.[2] 
  2. m (scouting) jonge padvinder
    • Bij de welpen leren de kinderen spelenderwijs samenspelen, knopen, vuur maken, strategieën bedenken, maar vooral heel veel plezier maken.[3] 
Afgeleide begrippen
  • berenwelp, leeuwenwelp, tijgerwelp, wolvenwelp
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord welp staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.