wier

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  wier    (hulp, bestand)
  • IPA: /wir/ (1 lettergreep)
Woordafbreking
  • wier
Woordherkomst en -opbouw
  • zn: van Middelnederlands wier, in de betekenis van ‘zeegras’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1466 [1] [2]
  • vn:  wie vn  met de uitgang -er
enkelvoud meervoud
naamwoord wier wieren
verkleinwoord wiertje wiertjes

Zelfstandig naamwoord

hetwiero

  1. (plantkunde) in water voorkomende vaatloze, plantachtige organismen
    • Onder wieren verstaat men vele organismen die biologisch tot een aantal zeer verschillende groepen behoren. 
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Betrekkelijk voornaamwoord

wier

  1. (verouderd) genitief vrouwelijk enkelvoud van wie: van wie
    • De actrice wier werk bekroond is met die prestigieuze prijs woont in ons dorp. 
  2. (verouderd) genitief meervoud van wie: van wie
    • Dit zijn personen wier identiteit wij niet kennen. 

Vragend voornaamwoord

wier

  1. (verouderd) genitief vrouwelijk enkelvoud van wie: van wie
    • Wier werk is bekroond met die prestigieuze prijs? 
  2. (verouderd) genitief meervoud van wie: van wie
    • Wier identiteiten hebben wij ontdekt? 
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord wier staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
96 %van de Nederlanders;
95 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

Nedersaksisch

Bijwoord

wier

  1. weer
Schrijfwijzen

Urkers

Bijwoord

wier

  1. weer

Westfaals

Bijwoord

wier

  1. (Zuidwestfaals) weer
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.