wie
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: wie (hulp, bestand)
- IPA: / wi / (1 lettergreep)
- (Noord-Nederland): /ʋiː/
- (Vlaanderen, Brabant): /β̞iː/
- (Limburg): /wiː/
Woordafbreking
- wie
Woordherkomst en -opbouw
- erfwoord, in de betekenis van ‘vragend voornaamwoord’ voor het eerst aangetroffen in 901 [1]
- afkomstig van:
- Middelnederlands: wie
- Oudnederlands: wie
- Germaans: *hwaz
- Indo-Europees: *kʷós, *kʷís
- Verwant in Germaans:
- West: Engels: who, what, why (Angelsaksisch: hwā, hwæt, hwȳ), Duits: wer, was, wie, (Oudhoogduits: wēr, waz, wiu), Fries: wa, wat (Oudfries: hwā, hwet)
- Noord: Zweeds: vem, Deens/Noors: hvem, (Oudnoords: hvar, hver, hverr), IJslands: hver, hvað, hví, Faeröers: hvør, hvat, hví
- Oost: Gotisch: hwas, hwa, hwe
Vragend voornaamwoord
wie
- vragend voornaamwoord dat vraagt naar een persoon
- Wie is daar?
Betrekkelijk voornaamwoord
wie
- betrekkelijk voornaamwoord met ingesloten antecedent: degene die
- Wie zoekt, die vindt.
Uitdrukkingen en gezegden
|
Vertalingen
1. vragend voornaamwoord
Gangbaarheid
- Het woord wie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "wie" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ "wie" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Afrikaans
Woordafbreking
- wie
Vragend voornaamwoord
wie
- wie;vragend voornaamwoord dat vraagt naar een persoon
- «Wie het dit verwag?»
- Wie had dit verwacht?
- «Wie het dit verwag?»
Betrekkelijk voornaamwoord
wie
- wie; betrekkelijk voornaamwoord met ingesloten antecedent: degene die
Duits
Uitspraak
Woordafbreking
- wie
Voegwoord
wie
Gronings
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onderwerp | voorwerp | onderwerp | voorwerp | |
1e persoon | (ik) k | mie | wie | os |
2e persoon (informeel) |
doe | die | joe | joe |
2e persoon (formeel) |
joe | joe | joe | joe |
3e persoon (mannelijk) |
hai | hom | zai zie | heur |
3e persoon (vrouwelijk) |
zai zie | heur | ||
3e persoon (onzijdig) |
t | t |
Uitspraak
- IPA: /ʋi/
Woordafbreking
- wie
Persoonlijk voornaamwoord
wie
- wij, we; 1e persoon meervoud nominatief
Limburgs
Uitspraak
- IPA: /(x)wiː/ (Etsbergs)
Bijwoord
wie (bijvormen: wie-r, wie-n, wie-s, wie-z)
Voegwoord
wie
Nedersaksisch
Persoonlijk voornaamwoord
wie
- wij, we; 1e persoon meervoud nominatief
Schrijfwijzen
Vragend voornaamwoord
wie
- wie; vragend voornaamwoord dat vraagt naar een persoon
Schrijfwijzen
Synoniemen
- 'keen
- welkeen
- wokeen
Betrekkelijk voornaamwoord
wie
- wie; betrekkelijk voornaamwoord met ingesloten antecedent: degene die
Pools
Uitspraak
- IPA: /vje/
Woordafbreking
- wie
Werkwoord
wie
- derde persoon tegenwoordige tijd aantonende wijs van wiedzieć
Veluws
Persoonlijk voornaamwoord
wie
- wij, we; 1e persoon meervoud nominatief
Schrijfwijzen
Vragend voornaamwoord
wie
- wie; vragend voornaamwoord dat vraagt naar een persoon
Betrekkelijk voornaamwoord
wie
- wie; betrekkelijk voornaamwoord met ingesloten antecedent: degene die
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.