winterdag

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  winterdag    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • win·ter·dag
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord winterdag winterdagen
verkleinwoord winterdagje winterdagjes

Zelfstandig naamwoord

dewinterdagm

  1. (meteorologie) een dag in december, januari of februari
     De broers hadden zich op identieke manier uitgerust toen ze na het ontbijt de schitterende winterdag in stapten.[1]
Antoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord winterdag staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

  1. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Tussen rood en zwart” (2014), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044625691
  2. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.