zónsóngergank

Limburgs

Uitspraak
  • IPA: /ˈzonˌsoŋɐɣaŋk/ (Etsbergs)
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

zónsóngergank m

  1. zonsondergang
    «Die wachdje deir zónsóngergank aaf, beveur die heives góngentj.»
    Ze keken naar de zonsondergang voordat ze naar huis gingen.
Verbuiging
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.