zaadplant
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: zaadplant (hulp, bestand)
- IPA: / ˈzatplɑnt / (2 lettergrepen)
Woordafbreking
- zaad·plant
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van zaad zn en plant zn [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zaadplant | zaadplanten |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de zaadplant v / m
- (plantkunde) benaming voor vaatplanten uit de Spermatophyta die zich voortplanten met zaden die ontstaan uit bevruchte zaadknoppen
- ▸ Het is de oudste zaadplant ter wereld, een levend fossiel met een geschiedenis van meer dan 160 miljoen jaar.[2]
- (landbouw) plant gekweekt om zaadjes te winnen die als zaaigoed gebruikt kunnen worden
- ▸ ⧖ Wanneer de droge zaadplant ritselt in den najaarswind, denkt er geen een aan den bloesem, die er eenmaal over geurde.[3]
Gangbaarheid
- Het woord 'zaadplant' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron Peter van Zonneveld“Aardse paradijzen de hortus van Jena : Goethe en de herfst.” (30 september 1983) op nrc.nl
- ↑ Weblink bron “Erfelijk belast.” (1906), W.L. & J. Brusse, Rotterdam, p. 3
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.