zeef

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  zeef    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • zeef
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘werktuig om te zeven’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1240 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord zeef zeven
verkleinwoord zeefje zeefjes

Zelfstandig naamwoord

dezeefv/m

  1. (gereedschap) (huishouden) een werktuig met veel gaatjes voor het scheiden van een vloeistof of fijn poeder van de zich de daarin bevindende grotere vaste delen
    • Heb je een zeefje voor de theeblaren? 
    • als de gaatjes in het filter zeer klein zijn, spreekt men meestal van een filter 
Hyponiemen
  • aszeef
  • bollenzeef
  • draadzeef
  • draaizeef
  • grindzeef
  • grintzeef
  • groentezeef
  • haarzeef
  • kieuwzeef
  • knopenzeef
  • koffiezeef
  • kolenzeef
  • koolzeef
  • korenzeef
  • korrelzeef
  • kruitzeef
  • mijnwerkerszeef
  • oliezeef
  • plaatzeef
  • pulseerzeef
  • pureerzeef
  • roerzeef
  • rotorzeef
  • schrootzeef
  • schudzeef
  • sorteerzeef
  • staafzeef
  • storingzeef
  • theezeef
  • trommelzeef
  • vleugelzeef
  • voorsorteerzeef
  • watermerkzeef
Afgeleide begrippen
  • zeefanalyse
  • zeefbeen
  • zeefbijen
  • zeefbocht
  • zeefbodem
  • zeefcapaciteit
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
zeven

zeef

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zeven
    • Ik zeef. 
  2. gebiedende wijs van zeven
    • Zeef! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zeven
    • Zeef je? 

Gangbaarheid

  • Het woord zeef staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.