zegenen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  zegenen    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • ze·ge·nen
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
zegenen
zegende
gezegend
zwak -d volledig

Werkwoord

zegenen

  1. overgankelijk de zegen geven; goedkeuring geven
    • De pastoor zegende de held. 
     De vervaardiging van het kunstwerk kwam tot stand door giften van lezers van het Vlieland Magazine. "We zijn hier zo dankbaar voor. Het leek alsof ze het persoonlijk zegende", aldus dochter Elisah.[2]
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Anagrammen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord zegenen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. zegenen op website: Etymologiebank.nl
  2. Weblink bron “Voetpad op Vlieland vernoemd naar Liesbeth List” (24 juni 2022), NU.nl
  3. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.