Abbel
Hoogsaksisch
Zelfstandig naamwoord
Abbel
Schrijfwijzen
Pennsylvania-Duits
Uitspraak
- Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
Woordafbreking
- Ab·bel
enkelvoud (onbepaald) |
enkelvoud (bepaald) |
meervoud (onbepaald) |
meervoud (bepaald) | |
---|---|---|---|---|
nominatief | en Abbel | der Abbel | Ebbel | die Ebbel |
datief | me Abbel | em Abbel | Ebbel | de Ebbel |
accusatief | en Abbel | der Abbel | Ebbel | die Ebbel |
Zelfstandig naamwoord
Abbel, m
- (fruit) appel
- «Der Abbel iss en Obscht der im Schpotyaahr ready iss zu picke un esse.»
- De appel is een vrucht die in de herfst kan worden geplukt en gegeten.
- «Der Abbel iss en Obscht der im Schpotyaahr ready iss zu picke un esse.»
Schrijfwijzen
Hyperoniemen
Opmerkingen
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.