Bock
Niet te verwarren met: воск, bock |
Duits
Uitspraak
- Geluid: Bock (hulp, bestand)
- IPA: /bɔk/
Woordherkomst en -opbouw
- erfwoord Uit Germaans *bukka-, vergelijk Nederlands bok, Engels buck
Zelfstandig naamwoord
Bock m
- (dierkunde) bok
- (sport) toestel bij het turnen
- (muziekinstrument) een bepaald soort doedelzak, gebruikelijk in Beieren.
- (metonymisch) (pejoratief) wellustige man
- (metonymisch) (informeel) lust, zin
- (Oostenrijk) legerlaarzen, kistjes
Verbuiging
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
nominatief | Bock | Böcke |
genitief | Bocks Bockes | Böcke |
datief | Bock Bocke | Böcken |
accusatief | Bock | Böcke |
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.