Bus

Pennsylvania-Duits

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
Woordafbreking
  • Bus
enkelvoud
(onbepaald)
enkelvoud
(bepaald)
meervoud
(onbepaald)
meervoud
(bepaald)
nominatief en Busder BusBussedie Busse
datief me Busem BusBussede Busse
accusatief en Busder BusBussedie Busse

Zelfstandig naamwoord

Bus, m

  1. (verkeer) autobus, bus, omnibus
    «Dann sin mir widder mit de Busse zerick gfaahre.»
    Dan zijn we weer met de bussen terug gereden.
Afgeleide begrippen
  • Schulbus
Opmerkingen
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.