autobus

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  autobus    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • au·to·bus
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord autobus autobussen
verkleinwoord autobusje autobusjes

Zelfstandig naamwoord

deautobusm

  1. (verkeer) een groot voertuig voor het vervoeren van een groot aantal passagiers
    • Gaan jullie per trein of per autobus? 
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Overerving en ontlening
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord autobus staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

Italiaans

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: /ˈautobus/
Woordafbreking
  • au·to·bus

Zelfstandig naamwoord

enkelvoud meervoud
autobus autobus

autobus m

  1. (verkeer) bus, autobus

Slowaaks

Uitspraak
  • IPA: /aʊ̯tɔbʊs/

Zelfstandig naamwoord

autobus m

  1. (verkeer) autobus
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Typische woordcombinaties
  • nastúpiť do autobusu - instappen in een autobus
  • vystúpiť z autobusu - uitstappen uit een autobus
Verwante begrippen

Meer informatie

Tsjechisch

Uitspraak
  • IPA: /aʊ̯tɔbʊs/
Woordafbreking
  • au·to·bus
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

autobus m onbezield

  1. (verkeer) autobus
Verbuiging
Synoniemen
  • bus m onbezield
Hyperoniemen
  • dopravní prostředek m onbezield
  • motorové vozidlo o
Afgeleide begrippen
Typische woordcombinaties
  • kloubový autobus m onbezield
  • linkový autobus m onbezield
  • nízkopodlažní autobus m onbezield
Verwante begrippen

Meer informatie

Verwijzingen

    Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.