Schadenfreude
Niet te verwarren met: schadenfreude |
Duits
Uitspraak
- Geluid: Schadenfreude (hulp, bestand)
- IPA: /ˈʃaːdənˌfʁɔʏ̯də/
Woordherkomst en -opbouw
- Voor het eerst aangetroffen in de 16e eeuw. [1]
- samenstelling van Schaden en Freude
Woordafbreking
- Scha·den·freu·de
Zelfstandig naamwoord
Schadenfreude v
Verbuiging
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
nominatief | die Schadenfreude | - |
genitief | der Schadenfreude | - |
datief | der Schadenfreude | - |
accusatief | die Schadenfreude | - |
Overerving en ontlening
- Engels: schadenfreude
- Russisch: злорадство (leenvertaling)
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron Schadenfreude in: Wolfgang Pfeifer et al.Etymologisches Wörterbuch des Deutschen (1993), digitalisierte und von Wolfgang Pfeifer überarbeitete Version im Digitalen Wörterbuch der deutschen Sprache op dwds.de
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.