Schnecke
Duits
Uitspraak
- Geluid: Schnecke (hulp, bestand)
- IPA: /ˈʃnɛkə/
Woordafbreking
- Schne·cke
Zelfstandig naamwoord
Schnecke v
- (buikpotigen) slak
- (figuurlijk) slak (traag iemand)
- slakkenhuis (in het oor)
- (omgangstaal) griet, mokkel
Verbuiging
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
nominatief | die Schnecke | die Schnecken |
genitief | der Schnecke | der Schnecken |
datief | der Schnecke | den Schnecken |
accusatief | die Schnecke | die Schnecken |
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.