Schnecke

Duits

Uitspraak
  • Geluid:  Schnecke    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈʃnɛkə/
Woordafbreking
  • Schne·cke

Zelfstandig naamwoord

Schnecke v

  1. (buikpotigen) slak
  2. (figuurlijk) slak (traag iemand)
  3. slakkenhuis (in het oor)
  4. (omgangstaal) griet, mokkel
Verbuiging
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.