griet

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  griet    (hulp, bestand)
  • IPA: /ɣrit/ (1 lettergreep)
    • (Noord-Nederland): /χrit/
    • (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /ɣrit/
Woordafbreking
  • griet
Woordherkomst en -opbouw
[A], [B], [C] enkelvoud meervoud
naamwoord griet grieten
verkleinwoord grietje grietjes

Zelfstandig naamwoord

[A]degrietv

  1. (pejoratief), (informeel) jonge vrouw, meisje
    • Wat een aardig grietje is ze aan het worden. 

Zelfstandig naamwoord

[B]degrietm

  1. (steltloperachtigen) Limosa limosa  grutto
Spreekwoorden
  • in mei leggen alle vogels een ei, behalve de koekoek en de griet, die leggen in de meimaand niet

Zelfstandig naamwoord

[C]degrietv/m

  1. (straalvinnigen) bepaald soort vis, Scophthalmus rhombus  uit de familie van tarbotachtigen Scophthalmidae 
    • De griet is een platvis die voorkomt in gematigde wateren. 
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord griet staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
95 %van de Vlamingen.[8]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.