Sunndaag

Pennsylvania-Duits

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
Woordafbreking
  • Sunn·daag
enkelvoud
(onbepaald)
enkelvoud
(bepaald)
meervoud
(onbepaald)
meervoud
(bepaald)
nominatief en Sunndaagder SunndaagSunndaagedie Sunndaage
datief me Sunndaagem SunndaagSunndaagede Sunndaage
accusatief en Sunndaagder SunndaagSunndaagedie Sunndaage

Zelfstandig naamwoord

Sunndaag, m

  1. (dag), (tijdrekening) zondag
Afgeleide begrippen
  • Sunndaagowed
Opmerkingen
Verwante begrippen
Dagen in het Pennsylvania-Duits
Mundaag
maandag
Dinschdaag
dinsdag
Mittwoch
woensdag
Dunnerschdaag
dunderdag
Freidaag
vrijdag
Samschdaag
zaterdag
Sunndaag
zondag

Meer informatie

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.