aangroei

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  aangroei    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈaŋɣrʏj/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • aan·groei
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord aangroei -
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

deaangroeim

  1. toename
  2. laag die ergens aan vastgegroeid is
Verwante begrippen
Hyponiemen
  • bevolkingsaangroei, ijsaangroei, kapitaalaangroei, mosaangroei
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
aangroeien

aangroei

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aangroeien
    • ... dat ik aangroei. 

Gangbaarheid

  • Het woord aangroei staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
96 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.