absentie

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  absentie    (hulp, bestand)
  • IPA: /ɑp'sɛnsi/
Woordafbreking
  • ab·sen·tie
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘afwezigheid’ voor het eerst aangetroffen in 1370 [1]
  • afgeleid van absent met het achtervoegsel -ie [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord absentie absenties
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

deabsentiev

  1. afwezigheid.
    • Er zijn vier absenties. 
  2. verstrooidheid.
    • Die man heeft last van absentie. 
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord absentie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
90 %van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.