afwezigheid

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  afwezigheid    (hulp, bestand)
  • IPA: /ɑfˈwezəxˌhɛit/ (4 lettergrepen)
Woordafbreking
  • af·we·zig·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord afwezigheid afwezigheden
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

deafwezigheidv

  1. het afwezig zijn op een bepaald tijdstip en plaats
     Het was nog te vroeg om te weten of ik blind en/of dwaas was geweest om zo lang van huis te zijn. De tijd zou uitwijzen wat de gevolgen van mijn lange afwezigheid zouden zijn op mijn kinderen.[2]
Antoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord afwezigheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. afwezigheid op website: Etymologiebank.nl
  2. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
  3. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.