ahorn

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  ahorn    (hulp, bestand)
  • IPA: /aˈhɔrən/ (2 of 3 lettergrepen)
    • (Noord-Nederland): /a.ˈhɔrn/
    • (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /a.ˈhɔrn/
Woordafbreking
  • ahorn
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘esdoorn’ voor het eerst aangetroffen in 1479 [1]
  • Ontleend aan het Duitse Ahorn. [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord ahorn ahornen
ahorns
verkleinwoord ahorntje ahorntjes

Zelfstandig naamwoord

deahornm

  1. (bloemplanten) een boom of heester van het geslacht Acer
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord ahorn staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
83 %van de Nederlanders;
70 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

  • [1] ahorn in het Nederlands Soortenregister N
  • [1] ahorn op Wikidata

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.