ambassadeur

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  ambassadeur    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • am·bas·sa·deur
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘gevolmachtigd gezant’ voor het eerst aangetroffen in 1416 [1]
  • afgeleid van het Franse 'ambassadeur' met het achtervoegsel -eur [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord ambassadeur ambassadeurs
ambassadeuren
verkleinwoord ambassadeurtje ambassadeurtjes

Zelfstandig naamwoord

deambassadeurm

  1. (politiek) (beroep), (diplomatie) iemand die door de ene staat is aangesteld om deze staat bij een andere staat te vertegenwoordigen.
     Hij is de Franse ambassadeur in Wellington op Nieuw-Zeeland, ga nu gauw opendoen.[4]
  2. (beroep) iemand die vaak namens een sector of belangenorganisatie die sector probeert te vertegenwoordigen
    • Paul van Vliet is lange tijd ambassadeur van UNICEF geweest. 
  3. supporter van iets of iemand
     Addie LaRue bedankt haar ambassadeurs! 'Ik kan me geen beter boek wensen om het jaar mee te beginnen.[5]
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord ambassadeur staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[6]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.