antidotum
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: antidotum (hulp, bestand)
Woordafbreking
- an·ti·do·tum
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘tegengif’ voor het eerst aangetroffen in 1608 [1]
- Via het Latijnse antidotum en het Griekse ἀντίδοτον of ἀντίδοτος van het werkwoord ἀντιδίδωμι (met het voorvoegsel anti-) [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | antidotum | antidota |
verkleinwoord | antidotumpje | antidotumpjes |
Zelfstandig naamwoord
het antidotum o
- (medisch) een tegengif
- Bestaat hier een antidotum voor?
Synoniemen
- tegengif, [antigifmiddel]]
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
1. een tegengif
|
Gangbaarheid
- Het woord antidotum staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "antidotum" herkend door:
60 % | van de Nederlanders; |
65 % | van de Vlamingen.[3] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "antidotum" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ antidotum op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Latijn
Zelfstandig naamwoord
antidotum
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.