medicijn

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  medicijn    (hulp, bestand)
  • IPA: /mediˈsɛɪn/ (4 lettergrepen)
Woordafbreking
  • me·di·cijn
Woordherkomst en -opbouw
[A] enkelvoud meervoud
naamwoord medicijn medicijnen
verkleinwoord medicijntje medicijntjes

Zelfstandig naamwoord

[A]demedicijnv/m,hetmedicijno

  1. (medisch) chemische stof die een bepaalde, gewenste werking op het (dierlijk of menselijk) lichaam uitoefent
    • Het niet op de juiste manier slikken van medicijnen kan ernstige gevolgen hebben voor de gezondheid. 
Synoniemen
Uitdrukkingen en gezegden
  • medicijnen voorschrijven
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
[B] enkelvoud meervoud
naamwoord medicijn medicijns
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

[B]demedicijnm

  1. (verouderd) iemand die anderen van kwalen kan genezen
      En verwondert u niet: het meeste mistrouwen van Godt verdient oock dese straffe: vele en soecken anders geene medicijn dan eenen tooveraer ende anders geenen apteker dan den duyvel.[5]
Synoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord medicijn staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[6]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.