aso
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: aso (hulp, bestand)
- IPA: / ˈaso / (2 lettergrepen)
Woordafbreking
- aso
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘asociaal persoon’ voor het eerst aangetroffen in 1987 [1]
- Afgeleid van asociaal.
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | aso | aso's |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de aso v / m
- (pejoratief) asociaal persoon, een maatschappelijk onaangepast iemand
- De politie neemt actie tegen aso's in het verkeer.
stellend | |
---|---|
onverbogen | aso |
verbogen | |
partitief | aso's |
Synoniemen
Bijvoeglijk naamwoord
aso
- asociaal
- Wat een aso gedrag!
Gangbaarheid
- Het woord aso staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "aso" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
76 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ "aso" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Samoaans
Zelfstandig naamwoord
aso
Tokelauaans
Zelfstandig naamwoord
aso
Spaans
Werkwoord
vervoeging van |
---|
asar |
aso
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van asar
Tagalog
Zelfstandig naamwoord
aso
Twi
Zelfstandig naamwoord
aso
Xhosa
Bezittelijk voornaamwoord
aso
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.